Gehoornde slijmvis
Deze fraaie langgerekte bodemvis van het zoute water heeft een slijmerige huid zonder schubben. Kenmerkend zijn de vertakte tentakels die boven op de kop staan. De vissen leven voornamelijk in ondiep water met stenige bodems. Het is een zuidelijke soort die pas in 1980 voor het eerst in Zeeland werd gezien. Tegenwoordig komt de vis algemeen voor in onze wateren.
Foto: ©Stefan Verheyen
Snotolf
Deze zoutwatervis is dankzij de felle kleuren van de mannetjes erg geliefd bij sportduikers. Snotolven hebben een zuignap waarmee ze zich aan stenen vast kunnen houden. Deze zuignap kan zelfs tot 55 kg trekkracht weerstaan! Mannetjes maken een nest tussen de stenen, waar de vrouwtjes tot 300.000 eitjes afzetten. De mannetjes blijven zes tot acht weken het nest bewaken. Door met hun vinnen te waaien voorzien ze het nest van zuurstof tot de eieren uitkomen. In deze periode eten de mannetjes niet.
Foto: ©Hedwig Dieraert
Paling
Het aantal volwassen palingen is de afgelopen vijftig jaar met 95 procent gedaald en de intrek van glasaal (jonge paling) is minder dan drie procent van wat hij in de jaren tachtig van de vorige eeuw was. Rijkswaterstaat, Waterschap Scheldestromen, Provincie Zeeland en anderen nemen steeds meer maatregelen om de paling in Zeeland te helpen. Dit doen ze door gemalen visvriendelijk te maken, waardoor vissen er weer doorheen kunnen trekken.
Foto: ©Marion Haarsma
Botervis
Dit kleine tropisch ogende visje leeft in zout water op stenige bodems of op bodems met veel schuilgelegenheid. In de Noordzee en de Westerschelde is de soort minder algemeen, omdat er op zand- en slikrijke bodems minder schuilplaatsen zijn. De visjes gebruiken dan voornamelijk de glooiingen van dijken en dammen als schuilplaats.
Foto: ©Janny Bosman
Zandspiering
De zandspiering is minder fraai dan de andere soorten, maar wel van heel groot belang als voedsel voor visdief en grote stern. Ook bij veel vissen en zeezoogdieren staan deze voedselrijke vette vissen op het menu. De soort overwintert, meestal 20 tot 50 cm diep ingegraven in zand, op een waterdiepte tot 50 meter. Ze worden daarbij ook wel in droogvallende zandbanken gevonden. Ook ’s nachts verschuilen ze zich in het zand. Bij naderend gevaar graven ze zich snel in.
Foto: ©Marcel Klootwijk